Columns TCC
Is dat Leven? (Editie 2, 2022)
Hoe zou ons leven eruit zien als we niet door een persoonlijke koker zouden kijken? Een koker die we van kleins af aan hebben bekleed met onze waarden, normen, overtuigingen. Als een strak omlijnd kader welke ons iedere dag bepaalt en stuurt vanaf het moment dat we onze ogen openen.
Ik ben persoonlijk heel benieuwd naar hoe mijn leven eruit zou zien als ik niet dóór de koker maar ook naast of om de koker heen zou kunnen kijken. Wat is er dan? Jarengeleden was er een moment, ik weet nog precies waar ik liep, waarop ik heel bewust de keuze heb gemaakt dit te gaan onderzoeken. Met als resultaat dat ik mijn leven nu steeds meer ervaar als een groot experiment.
Niet in de zin van een bucketlist die ik af wil strepen. Het is meer, wat is er als mijn leven alle ruimte krijgt zichzelf te (be)leven.
Die koker is als het ware het ego. Aangekleed met levendige angsten, ontstaan door oude pijnlijke ervaringen en felle waarschuwingen voor toekomstige risico’s. Door, voor mij, belangrijke mensen in mijn (vroege) jeugd zijn de kleuren en materialen aangeleverd voor hoe mijn koker eruit moet zien. Met als effect hoe de wereld eruit ziet als ik er doorheen kijk en hoe ik daar op moet reageren. En omdat die waarneming zo bekend, vertrouwd en daarmee veilig en als waar aanvoelt, lijkt het alsof er niets anders is.
Die koker, alias persoonlijke adviseur, is steeds in staat om de koker te updaten aan de hand van wat ik meemaak. Het lijkt een soort van binnenhuisarchitect die heel gedreven bij- en nascholingen volgt in het mij kunnen bereiken en sturen via het kader die het aangeeft. Wel heel liefdevol, omdat de intentie van de adviseur ten alle tijden is mij te beschermen tegen pijn.
Alleen is dat Leven?
Voor mij wrong de koker, dus ben ik stappen gaan ondernemen. Ik heb een sabbatical genomen bij mijn werkgever waar ik al zo’n 15 jaar parttime werk. Spannend en onzeker, maar benieuwd naar wat er ontstaat als er letterlijk meer tijd en ruimte is. Ondertussen me bewust van een overijverige interne adviseur die dwingend advies geeft maar zich alleen baseert op oude zaken en geen idee heeft wat er over een minuut gaat gebeuren.
Eerst was er de ‘angst’ dat ik alleen maar veel zou slapen, mijn bed niet uit te branden zou zijn. En dat is zeker gebeurd en komt nog voor. Maar er is ook een soort van golf die, als ik er bij wijze van spreken naakt in spring, mij meevoert naar plaatsen die ik zelf niet had kunnen bedenken.
Een ontdekkingsreis buiten de kaders, buiten mijn gebaande paden.
Zo ben ik in maart begonnen met het proces te leven van prana. Dit onderzoek staat wederom in het teken van kaders loslaten. Wat als het waar is dat we voeding niet nodig hebben, wat geloof ik dan nog meer dat niet waar blijkt te zijn? Ik ben heel benieuwd!
Welk risico loop je echt? (Editie 4, 2022)
Waarom ben ik coach geworden? Wil ik graag andere mensen helpen of ben ik via een omweg simpelweg mezelf aan het helpen ontwikkelen? Het is vast een combi, maar wat ik me goed realiseer is dat ik in dit leven een persoonlijke ontdekkingsreis maak en mijn praktijk daar een groot onderdeel van is. Ervaren, ontdekken, loslaten of juist iets nieuws toevoegen. Allemaal het gevolg van trial and error. Open durven staan en in verbinding met mezelf ontdekken wat werkt, wat niet en dat dan delen.
In de vorige column (editie 2), schreef ik over de koker. De invloed van ons denken. Als je vrij bent van beperkende kaders, wat is er dan? Ik heb me ondertussen o.a. verder verdiept in leven van prana. Voor mij was het doel te ontdekken hoe het is om niet meer afhankelijk te zijn van ‘moeten’ eten. Voedselvrijheid creëren. Grappig hoe dat proces op zich weer een nieuw kader werd. Tenminste zo heb ik het ervaren. Eten werd iets wat, als je in verbinding zou staan met je pure zelf, niet meer zou passen. Alleen, iets uitsluiten is alweer bepalen. Opnieuw een grens neerzetten. Het heeft mij dan ook duidelijk gemaakt dat voor mij persoonlijk het ervaren van innerlijke vrijheid zoveel meer is. Zo is eten onderdeel van mijn (sociaal) leven en daarmee juist waardevol.
Alleen wáár voed ik mezelf mee en waarom. Zo heeft het proces me meer bewustzijn gegeven over hoe denken eten beïnvloedt. Voed ik mezelf omdat mijn lichaam het nodig heeft of omdat het een gewoonte is? Omdat het er aantrekkelijk uitziet en ik me laat overhalen door het denken dat zegt: “Ach, voor deze keer …toe maar!” Met als het op is: “Tja, dat had je beter niet kunnen doen! Zo gaat dat buikje natuurlijk nooit weg.” Handig, zo’n interne adviseur die met zijn advies alle kanten opgaat en daarmee eigenlijk laat zien niet de wijsheid in pacht te hebben. Duidelijk is dat, als ik alles wat die adviseur zegt klakkeloos volg (of het nou over eten gaat of iets anders), ik een speelbal ben in zijn handen.
Maar ben ik dan in ieder geval veilig? Want daar is het die adviseur om te doen, luister naar mij … ik bescherm je, al heb ik geen idee wat goed voor je is om nu te doen. Als je goed luistert, wat is dan eigenlijk de boodschap van die interne adviseur? Het klinkt als: als ik je loslaat, me niet meer met je bemoei en je gewoon jezelf laat zijn is het onveilig. Dan loop je risico. Maar is dat écht zo? Kom ik weer terug op de vraag: Als je vrij bent van beperkende kaders, hoe zou je leven er dan uit zien? Daar gehoor aan durven geven voelt vaak als onveilig. Terwijl vrij uiting kunnen geven aan onze verlangens juist is wat we ten diepste willen. Is dan ook niet het allergrootste risico dat we lopen, het niet jezelf kunnen zijn?!
Vóór de woorden (editie 6, 2022)
Dit is de 3e en laatste column die ik mag schrijven voor TCC Magazine dit jaar. Leuk om op deze manier een aantal ijkpunten in het jaar te hebben en het verloop te zien. In de 1e column ‘Is dat leven’ (2e editie) beschrijf ik de vraag ‘Wat is er als het leven alle ruimte krijgt zichzelf te (be)leven?’ Ondertussen bewust van een persoonlijk ingerichte koker waar we doorheen kijken. Wat mag en wat mag niet? Wat is veilig en wat niet? M.a.w. kijkend door kaders.
Aan het eind van een 4 maanden sabbatical heb ik ontslag genomen bij mijn toenmalige werkgever en ben ik dieper in het onzekere gedoken. Onzeker en daarmee gelijk ook onveilig? Of is dat wat we als onveilig ervaren ook maar een kader waarin we geloven of niet? Gaandeweg mijn onderzoek blijken er steeds minder kaders het predicaat ‘waar’ te krijgen en verliezen ze daarmee gelijktijdig hun beklemmende sturende macht. Want wat is uiteindelijk het risico? Mijn 2e column ‘Welk risico loop je echt’ (4e editie) sluit ik dan ook af met de vraag ‘Is dan ook niet het allergrootste risico dat we lopen, het niet jezelf kunnen zijn?!
En nu… zoveel maanden later … wat is er nu?
Met het ontkrachten van kaders, krijgen gelijktijdig ook woorden minder invloed. Woorden die al bestonden voordat wij in deze hoedanigheid bestonden. Woorden die precies moeten beschrijven wat wij ervaren. Verdriet, plezier, liefde, eenzaamheid. Beschrijving van een gevoel dat ons compleet in zijn greep kan houden. Gevoel dat ons verlamt of juist vleugels geeft. Gevoel wat we heel graag willen ervaren of juist niet.
Wat is er eigenlijk eerder, de woorden of het gevoel? Ze lijken in ieder geval aan handjeklap te doen. We denken iets negatiefs en hup daar is ook het bijpassende vervelende gevoel. Dat gevoel willen we niet, dus gaan we onszelf met alle macht afleiden of gaan we juist het gevecht er mee aan. In de hoop dat het ophoudt. Alles behalve het ervaren. Kans is groot dat het ook nog eens een nieuwe negatieve situatie in zijn kielzog meetrekt. Wat gelijk bewijs is voor dát wat we in eerste instantie al dachten. Handig! Een vicieuze cirkel die zichzelf in stand houdt. In ieder geval zolang de schakels in de cirkel als waar en richtinggevend gezien worden.
Maar dit ken je vast ook. Er gebeurt iets totaal onverwachts. Wonderbaarlijk! Het openbaart zich als het ware uit het niets. Zonder dat jij er iets (bewust) voor gedaan hebt. Je hebt het niet bedacht, het is er ineens. En daarbij, het is met geen woorden te beschrijven.
Zou het kunnen dat op zo’n moment we zo aan het (be)leven zijn, we simpelweg de ervaring zijn? De woorden er nog niet zijn om het te kaderen. Het persoonlijk te maken, goed of fout. Dat we op en top het leven zelf zijn, op dat moment. In al zijn facetten, zonder oordeel. Niets meer en niets minder dan dat. Vóór de woorden.
Strijd (editie 2, 2023)
Wat jarenlange praktijkervaring mij vooral heeft laten zien, is dat de mens het meest van de tijd in strijd is. Met zichzelf, met anderen. Strijd zowel naar buiten gericht, alsook strijd die innerlijk gevoerd wordt. Stille innerlijke opstand maakt de (stress)gevolgen echter niet minder luid of verlammend. Strijd kan, zonder dat degene het in de gaten heeft, de touwtjes in handen hebben en de levensrichting bepalen. Of strijd is zichtbaar en luidkeels op de barricade in gevecht met al het onrecht dat er (persoonlijk) ervaren wordt.
Het woord ‘strijd’ zegt het al, het is meestal negatief getint. Gaat vaak gepaard met spanning, onrust en lichamelijke klachten.
Wat maakt dat strijd zo heftig ervaren kan worden?
Er is een prikkel nodig om ten strijde te gaan. Die prikkel kan iets zijn waarin men gelooft. Een waarde die men belangrijk vindt. De prikkel kan ook een heftige lichaamssensatie zijn die men niet (meer) wil ervaren.
Met andere woorden: Er is duidelijk iets te winnen … of te verliezen.
Ik wil je twee vragen stellen:
1. Is de prikkel al strijd op zich of komt de strijd nog bovenop de prikkel? Met andere woorden, is het één ervaring of zijn het twee opeenvolgende ervaringen?
2. Als de prikkel gewoon een prikkel is en een prikkel mag zijn, wat is er dan feitelijk?
Wat blijft er over, als je de situatie plat slaat? Het draait er in de kern om dat iets niet is, hoe men het eigenlijk zou willen hebben. Met alle (on)bewuste reacties van dien. In mijn praktijk bekijken we, uiteraard afhankelijk van de hulpvraag van de cliënt, de strijd die gevoerd wordt holistisch. Dus hoe ziet ‘the battlefield’ eruit voor de cliënt, op zowel mentaal, emotioneel als lichamelijk gebied.
De gevoerde strijd in het hoofd kan men vaak wel benoemen. De piekergedachten, als een negatieve gedachtestroom. Helaas zit een adequate oplossing voor de daadwerkelijke prikkel er zelden tussen. Maar toch blijven we gefocust op het denken, aandachtig zoekend naar wat te doen om de prikkel niet te hoeven te ervaren.
Maar, terwijl we daar druk mee zijn, hoe zit het dan met het lichaam?
Welke signalen worden er genegeerd of weggedrukt? Stel dat de prikkel een ruzie is met iemand, met als gevolg een kramp in je buik. Een stressgevoel dat je eerder hebt ervaren en niet opnieuw wil ervaren. De neiging is om vanuit het hoofd op zoek te gaan naar een snelle oplossing (buiten jezelf), zodat het weer oké voelt. Hoe zou het echter zijn om het gevoel in je buik juist alle ruimte te geven? Er in al je aandacht naar toe te gaan. Aanwezig te zijn bij dat wat je voelt. Zonder dat het anders hoeft te zijn. Het is mijn (praktijk)ervaring dat er dan rust ontstaat waar eerst strijd was. Dat er warmte ervaren wordt. Energie die weer stroomt, waar het eerst geblokkeerd was.
Is er dan nog strijd (nodig)?
Lummelen (editie 4, 2023)
In mijn praktijk besteed ik regelmatig aandacht aan lummelen. Naast dat het helpend is om te ontdekken hoe gedachten en gevoelens invloed hebben op lichaam en leven, is het effect van lummelen ook heel krachtig.
Lummelen zou je kunnen omschrijven als een ‘activiteit’ waarin je als het ware niets doet. Zitten, voor je uit kijken in stilte of met muziek aan. Wandelen, gewoon een blokje om of in de natuur, nergens naar toe. Lezen. Uitslapen. Korte tukjes tussendoor. Alles juist niet met het doel om jezelf ‘beter’ te maken. Het juist niet aan het werk zijn. Even niet proberen te accepteren, begrijpen of loslaten. Niet om iets te bereiken, maar simpelweg om even niet iets te hoeven …
Een bekend patroon is om controle te krijgen over het hier en nu en de effecten op ons leven. Ik noem dat ook wel eens ‘Hier en Nu en Jus’. Er is het hier en nu. Ik zit nu op de bank, haar in een staart, zomerjurkje aan, op blote voeten. Laptop op schoot, deze tekst
voor de column aan het schrijven. Het is 30 graden en de zon is verborgen achter wolken. Dat is wat het is, feitelijk. Ik zou ook kunnen schrijven: het is niet te doen zo warm, kom nergens toe door de hitte. Pfff en het gaat nog wel een tijdje door volgens de weersvoorspellingen. Ik word er gek van. Ik zweet op plekken waar ik niet eens wist dat ik kon zweten. Ik blijf zoveel mogelijk binnen en houd alles dicht. Vreselijk.
Als het ware maak ik op deze manier van het feitelijke hier en nu een soort van hutspot. Ik begin erop in te hakken en te duwen en wil het een andere vorm geven. Een jus erover heen van frustratie en strijd. En dat is dan mijn nieuwe waarheid. Van daaruit ga ik mijn leven inrichten en vormgeven. Vanuit het gecreëerde plaatje. Eén ding weet ik zeker: ik ga me er niet prettiger onder voelen, terwijl de feiten ook niet eens veranderen.
Wanneer je echter in een flow bent, lijkt het alsof je vloeibaar geworden bent. Er lijkt geen jij als vorm meer aanwezig te zijn. Geen gedachten, geen kritiek of oordelen. Je bent simpelweg muziek aan het maken, aan het wandelen, aan het werk. Het gaat geheel vanzelf, vrij en in verbinding met wie of wat dan ook. Op het moment dat je als het ware weer beseft wat je aan het doen bent, schiet je weer in de vorm van mens. En ontstaat er weer strijd, behoefte aan controle. Heb je dit ook wel eens ervaren? Heel wonderlijk. In flow is er geen materie meer, maar alleen energie waar jij een natuurlijk onderdeel van bent. Jij bent de energie. Magisch.
Lummelen kan je automatisch in zo’n soort flow brengen. Gewoon omdat het kan.
Ongetwijfeld zijn er ondertussen allerlei gedachten en gevoelens die aandacht van je willen.
Mijn advies is:
Lummel, terwijl er gedachten en gevoelens zijn.
Lummel, mét alles wat er is.
Lummel ze!
Één (editie 5, 2023)
Stel, we zouden er allemaal hetzelfde uitzien. Iedere dag in dezelfde kleren rondlopen, met ons haar in dezelfde kleur en haarstijl. Stel dat ook onze auto’s, huizen en inrichtingen identiek zouden zijn en dat zelfs onze gevoelens en blik op de wereld hetzelfde zouden zijn. Met andere woorden, stel je eens voor dat er geen enkel verschil meer zou zijn. Zou je dan nog het idee hebben dat we allemaal van elkaar gescheiden zijn?
We zien onszelf als individuen, alleenstaand. Los van alle anderen. Behalve dan van diegene met wie we een verbinding (proberen te) hebben, op wat voor manier dan ook. Dat kan een liefdesverbinding zijn, maar ook iemand met wie strijd gevoerd wordt. Het verschil zit er waarschijnlijk in dat degene met wie we ons positief verbonden voelen, een link heeft met ons. Een link waarin we elkaar vinden. Waarin we één zijn. Zoals bijvoorbeeld dezelfde voorliefde voor F1 of een muziekstijl. We ervaren geen verschil op dat punt. Iets wat bewust of onbewust door beiden (h)erkend, gevoeld en gedeeld wordt.
Het delen met elkaar wat verbindt, draagt ons (beiden). We staan niet alleen.
Het tegenovergestelde is dan uiteraard dat, als iemand geen link met ons heeft, er geen gedeelde interesse is. Dan voelen we dat ook en wordt diegene ervaren als niet passend. Er is geen verbinding, er zijn geen haakjes waaraan aangehaakt kan worden waardoor de ander ook als eigen zou kunnen aanvoelen. De ander wordt gezien als niet je type. Soms gaat dat zover dat er strijd gevoerd wordt om het verschil dat er is in overtuigingen. In de hoop dat er toch weer iets van eigen kan ontstaan als de ander het ook gaat zien zoals jij of andersom.
De scheidingslijn opgeheven wordt.
Allemaal in de hoop om toch weer iets van verbinding te ervaren, zodat je niet meer het gevoel hebt dat je er alleen in staat. Dat gevoel is wat we proberen te voorkomen. Alleen redden we het niet. Tenminste dat is onze (onbewuste) overtuiging. Aansluiting met anderen geeft ons een veilig en vertrouwd gevoel.
Diversiteit en individualiteit lijken echter door de jaren heen steeds groter te worden. Diversiteit maakt aan de ene kant dat we meer ruimte ervaren om te bewegen. Er is meer mogelijk. Maar maakt het aan de andere kant moeilijker om in de diversiteit toch ook weer een soort van verbinding met elkaar te ervaren. De één in elkaar te vinden, de gemeenschappelijke deler. Met als gevolg dat eenzaamheid op de loer ligt.
Onbewust zijn we allemaal op zoek naar dát wat ons één maakt, waar we ons in verbonden voelen. Dat wat we delen. Terwijl we daarnaast ook onze eigen identiteit willen behouden.
Dubbel als dat is.
Wat als dat één (waar we in de ander naar op zoek zijn), dát is wat we in wezen allemaal zijn. In de kern, één. Met allemaal verschillende uitingsvormen, ondertussen in elkaar op zoek naar diezelfde kern.
Het één in elkaar eren zou het leven onderling een stuk makkelijker maken.
Loslaten (editie 1, 2024)
Vorig jaar ben ik begonnen met het schrijven van een boek. Het voelt als een logisch vervolg op het al een paar jaar mogen schrijven van columns in dit vakblad. Het lijkt alsof er hierdoor een schrijfknop is aangezet. Tussen de columns door merkte ik dat ik doorging met schrijven. Als vanzelf. Tot het me opviel dat er een soort van boek aan het ontstaan was. Het boek gaat over het proces van denken, voelen en evolueert naar mate het vordert, steeds meer naar Zijn. Als een samenvatting van de jarenlange ontdekkingstocht die ik aan het ervaren ben. Een boek dat jou uitnodigt mee te gaan op een eigen innerlijke ontdekkingsreis.
Het boek is in een vergevorderd stadium wat schrijven betreft, maar nog niet klaar voor publicatie. Toch wil ik je in deze en de volgende columns graag alvast meenemen in een aantal thema’s uit het boek.
Hieronder deel ik een gedeelte over Loslaten:
Loslaten is een term die in onze huidige tijd veelvuldig gebruikt wordt. Het is jou vast ook al wel gezegd: ‘Dat moet je gewoon loslaten!’
Vraag eens aan iemand die jou het advies geeft los te laten hoe hij of zij dat doet. Het je praktisch uit te leggen, stap voor stap (als in een handleiding), zodat jij het ook kunt doen. Meestal zal het antwoord zijn dat er voor afleiding gezorgd wordt. Gaan lezen, tv kijken, iemand bellen of wat dan ook om niet bezig te zijn met dat wat zich aandient. In wezen is dat geen loslaten, maar aandacht verschuiven. En uiteraard kan dat – tijdelijk – verlichting geven. Echter, dat wat de aandacht vraagt, heeft vaak de neiging weer met volle kracht (of zelfs heviger) terug te komen. Kun je weer aan de slag met afleiden. En natuurlijk kun je daar te allen tijde steeds opnieuw voor kiezen.
Van de andere kant hoef je iets niet los te laten als je het niet eerder hebt vastgepakt. Als je iets niet als ‘waar’ hebt gelabeld om er daarna iets mee te moeten. Het vastpakt om er daarna strijd mee te gaan voeren. Het als een probleem labelt, waardoor het een project is geworden dat opgelost moet worden.
De betekenis van loslaten volgens Van Dale is:
1. in vrijheid stellen
2. met rust laten; laten rusten: een probleem loslaten, zich er niet langer druk over maken
3. verklappen: de verdachte liet niets los
4. niet meer houden; los worden: die lijm laat los
Loslaten is heel feitelijk er niets mee hoeven te doen. Voorheen niet, nu niet en later niet. Je laat het los, hier en nu en daarmee hoeft het dus niet opgelost te worden. Hoef je niet iets niet of juist wél te doen, in de hoop dat het verandert. Je pakt het niet vast als iets wat je actief moet gaan loslaten. Je stopt met ‘werken’ aan dat wat volgens jouw ego losgelaten moet worden. Je laat het zijn omdat het nu is.
Hoe mooi dan ook Van Dales … ‘in vrijheid stellen’ …
Het voelend lichaam (editie 2, 2024)
Zoals ik in mijn vorige column over Loslaten al aangaf, ben ik vorig jaar begonnen met het schrijven van een boek. Het voelt alsof door het schrijven van deze columns de schrijfknop is aangezet. Het is een boek over gedachten, het voelend lichaam en overgave. Een boek dat uitnodigt mee te gaan op een eigen innerlijke ontdekkingsreis. Ik hoop het je voor het eind van dit jaar aan te kunnen bieden. Om je alvast mee te nemen in een aantal thema’s uit het boek, deel ik deze keer over ‘het voelend lichaam’.
Stel je voor, een kind valt en doet zich pijn. Het barst gelijk in huilen uit. Als reactie zegt de ouder dat het moet ophouden met huilen. ‘Hou op! Nu! Het is klaar, er is niets aan de hand. Je hebt niets gebroken. Dus hup, pleister erop en klaar met huilen.’ Stel je voor, het kind valt en doet zich zeer en begint te huilen. De ouder slaat de armen om het kind heen en troost het. Misschien zelfs zonder woorden. Er is alleen het laten weten dat het oké is. Dat de emoties logisch zijn. De schrik begrijpelijk. Geen zoeken naar oplossingen. Het krijgt een pleister op de knie, maar hoeft niets anders te ervaren dan wat het ervaart. Het wordt als het ware vergezeld in het moment van de pijn die het ervaart. Het is niet alleen in de pijnlijke beleving.
Kans is groot dat het kind, in tegenstelling tot de eerste situatie, heel snel weer ontspant en verder gaat met waar het mee bezig was. Het leert om te gaan met gevoelens en emoties, met schrikreacties. Het ervaart dat, als de schrikreactie wegebt, de emoties vanzelf weer rustig worden. Het leert erop te vertrouwen, simpelweg omdat het zo ervaren is en als herinnering opgeslagen wordt. Het ervaart (onbewust) dat het ervaren van gevoelens blijkbaar geen probleem hoeft te zijn.
En dat alleen al door de liefdevolle vaak woordeloze arm om de schouder. Hoe krachtig.
Hoe zou het zijn als je dat ook aan jouw lichaam kan geven? Wanneer het ergens van geschrokken is. Wanneer het gespannen is. Wanneer het simpelweg hulp nodig heeft in het verwerken van emoties.
Hoe zou het zijn als je op zo’n moment je lichaam liefdevol laat weten dat je er bent? In aandacht en aanraking. Net als je een vriend door een knuffel laat weten dat je er bent. Je troostend jouw arm aanbiedt wanneer diegene daar behoefte aan heeft. Alles komt harder binnen als je lichaam alleen gelaten wordt in wat het beleeft aan emoties. Stel je eens voor hoe het zou zijn voor jouw lichaam zich getroost en gerustgesteld te voelen, zonder dat het gelijk weer iets moet.
Dat je eerst liefdevol reageert op de uiting van je lichaam, zonder gelijk op zoek te gaan naar oplossingen buiten jezelf. Dat je aandacht aan je lichaam geeft. Alleen al je hand op je been leggen kan troostend zijn. Hoe logisch dat jouw lichaam dan ontspant.
Eindelijk …
Dromen (editie 3, 2024)
Zoals je in de vorige twee columns hebt kunnen lezen, ben ik vorig jaar begonnen met het schrijven van een boek. Leuk om te doen. Het lijkt alsof door het schrijven van deze columns er een soort van schrijfknop is aangezet. Het is een boek dat je meeneemt over gedachten, het voelend lichaam en overgave. En terwijl ik dit nu schrijf is het ‘af’. Af als in dat er andere mensen bij betrokken gaan worden, zoals uitgevers. Stap voor stap wordt het steeds meer een boek. Een boek dat ik graag wil delen. Ik hoop het je voor het eind van dit jaar aan te kunnen bieden.
Om je alvast mee te nemen deel ik een aantal fragmenten uit het boek. In de vorige edities kwamen de thema’s ‘Loslaten’ en ‘Het voelend lichaam’ aan bod. Dit keer gaat het over dromen.
In dromen is een compleet andere wereld, iedere nacht opnieuw. De meest bizarre dingen kunnen in dromenland gebeuren die, terwijl je het aan het dromen bent, levensecht zijn. Alles is mogelijk in een droom. Je bent dat wat je aan het dromen bent écht aan het ervaren, op dat moment. Tenminste zo komt het over.
Tijdens de droom is de dagelijkse werkelijkheid er niet. Die is er pas weer als je wakker wordt, waarna het verhaal uit de droomwereld razendsnel vervliegt.
Als je de droom niet gelijk aan iemand vertelt, opschrijft of in jezelf herhaalt lost het op in het niets. Verdampt het. Toch, wanneer je door de wekker abrupt uit de droom gehaald wordt, kan het een tijdje duren voor je het gevoel van de droom van je afgeschud hebt. Je kunt misschien niet meer reproduceren waar het precies over ging, maar het gevoel is er nog wel. Omdat het zo levensecht aanvoelde, kan het even duren voor het tot je is doorgedrongen dat het maar een droom was.
Zo heb ik als kind een keer gedroomd dat ik een heel leuk kledingstuk gekregen had voor mijn verjaardag, wat ik graag wilde hebben, en het over mijn bureaustoel in de slaapkamer gehangen had. Toen ik wakker werd was ik echt teleurgesteld dat het niet zo bleek te zijn. Ik heb zelfs even gezocht, want het voelde zo waar. Hoe krachtig een droom kan zijn.
Is er eigenlijk een verschil tussen het ervaren van een droom en het ervaren van het dagelijks leven? Beide maak je mee, als zijnde dat het waar voelt wat je aan het beleven bent. Je gelooft volmondig dát wat je aan het ervaren bent. Je weet pas dat je geslapen en gedroomd hebt als je weer wakker bent. Dan pas weet je dat alles wat je gedroomd hebt niet écht gebeurd is.
Zou het zo kunnen zijn dat ons dagelijks leven ook één grote droom is waar we een keer uit gaan ontwaken? Er een moment is dat we uit onze gedroomde wereld wakker worden en zien dat het allemaal niet waar is geweest.
Als één grote droom …